首页 | 本学科首页   官方微博 | 高级检索  
相似文献
 共查询到20条相似文献,搜索用时 15 毫秒
1.
Boekbesprekingen     
De psycholoog Carl Gustav Jung gebruikte bijna honderd jaar geleden de baan van de zon als metafoor voor de menselijke levensloop. Als de zon na het middaguur langzaam daalt, worden de schaduwen langer. Het is niet verwonderlijk dat deze metafoor opduikt in de titel van het boek dat Alfons Marcoen samen met Ria Grommen en Nancy van Ranst heeft geredigeerd. Marcoen promoveerde immers in 1973 op de levenslooppsychologie van Jung. De kennis opgedaan in de decennia die daarop volgden heeft nu een plaats weten te vinden in dit rijke boek dat een mooi overzicht biedt van de psychologie van het ouder worden.  相似文献   

2.
Het proefschrift van Anouk Janssen, kunsthistorica en juriste, heeft in de Nederlandse pers veel aandacht gekregen, niet het minst ook dank zij de tentoonstelling van oude prenten die de auteur in het Museum Boijmans-Van Beuningen in Rotterdam rond het thema van haar onderzoek mocht organiseren. De lezing van dit vlot geschreven en prachtig uitgegeven proefschrift is een waar plezier. Via zes hoofdstukken, logisch geordend tussen een uitvoerige inleiding en een korte conclusie, leidt de auteur de lezer binnen in de verbeelding van de ouderdom in de Nederlandse prentkunst tussen 1550 en 1650. De bestudeerde prenten verbeelden de levensfase van de ouderdom - al of niet in de context van de afbeelding van een visie op de hele levensloop - als (mogelijk) gekenmerkt door een aantal positieve kenmerken zoals vroomheid en ingetogenheid, ervaring en wijsheid, en een aantal negatieve kenmerken zoals gierigheid en hebzucht, lust en ongelijke liefde.  相似文献   

3.
Boekbesprekingen     
Nog voor ik kon beslissen of ik het boek überhaupt zou bespreken, was het van mijn bureau verdwenen. Meestal lag het onder het kopieerapparaat. Docenten en onderzoekers konden goed gebruik maken van de nieuwe informatie die de titel belooft. Een nieuwe generatie ouderen dient zich aan, die niet altijd meer goed valt te begrijpen vanuit onze kennis over de ouderen van gisteren en vandaag. En ons begrip over veranderende ouderen in een veranderende samenleving is ook niet altijd meer te vatten in de theorieën die we zelf op school hebben geleerd. Vooral het besef dat ouder worden plaatsvindt in een sociale context, wordt steeds meer omgezet van nobele gedachte in harde feiten. Zaken als levensloop, gender, etniciteit of culturele context worden steeds vanzelfsprekender meegenomen in onderzoek. Roepen dat het beter moet, waar veel sociaal-gerontologische publicaties standaard mee beginnen of eindigen, volstaat dus niet meer.  相似文献   

4.
Conclusie Uit de boven medegedeelde onderzoekingen is af te leiden, dat verwacht kan worden, dat de infectiekans met bacteri?n van de typhus- en dysenterie groep, ten gevolge van het baden in het midden van de Rawa-Pening ver van de kanten, gering is en dat deze nog verminderd kan worden als de baders geregeld met prophylactisch typhus- en dysenterievaccin inge?nt zijn; de infectiekans is binnen een strook van ± 200 M langs de kanten grooter dan in het midden. Verder is, gezien het hooge percentage van leptospirendragers onder de sawah-ratten, een infectie met leptospira bij het baden in de Rawa-Pening te vreezen. Zij, die slechts roeien en zeilen in de waterplassen, behoeven niet beducht te zijn voor het verkrijgen van bovengenoemde ziekten.   相似文献   

5.
Met de term “sarcopenie” bedoelt men het verlies aan spiermassa en de daarmee gepaard gaande vermindering van spierkracht als rechtstreeks gevolg van het ouder worden. 1 Hierin verschilt sarcopenie van andere vormen van spierverlies zoals wij dat terugvinden in de cachexie die voorkomt bij inflammatoire aandoeningen of bij tumorale processen. Als een echt leeftijdsgebonden fenomeen doet het zich dus ook voor bij de “gezonde” oudere. Natuurlijk zullen optredende ziekteprocessen de evolutie van sarcopenie kunnen versnellen. Op een bepaald moment zal de sarcopenie interfereren met de mobiliteit van de persoon. Hierdoor stijgt het risico voor het optreden van kwetsbaarheid (frailty) en verlies aan autonomie.  相似文献   

6.
Signalementen     
Vroege opsporing en verbeterde behandeling hebben gezorgd voor een snelle toename van het aantal mensen dat kanker overleeft, maar wat zijn de lange-termijn-effecten? Gezondheidspsycholoog Floortje Mols (25 jr) startte in 2004 bij het Integraal Kankercentrum Zuid te Eindhoven een promotieonderzoek naar de kwaliteit van leven (KvL) onder ruim 2000 ex-kankerpatiënten die 5 tot 15 jaar geleden de diagnose kanker kregen (borst-, prostaat-, baarmoeder- of lymfeklierkanker). De KvL bleek goed te zijn en globaal vergelijkbaar met de algemene Nederlandse populatie. Zelfs vond 79 % van de ex-borstkankerpatiënten tenminste één aspect van hun leven positief veranderd: o.a. waardering van het leven of relaties met anderen.  相似文献   

7.
Samenvatting Er wordt een beschrijving gegeven van de bereiding en de standaardisatie van staphylococcen-toxoïd, zooals die door het Rijks Instituut voor de Volksgezondheid geschieden.Voorts worden, aan de hand van proeven, enkele opmerkingen gemaakt over het wezen van de immuniteit tegen besmetting met staphylococcen.  相似文献   

8.
Vorig jaar overleed Hendrikje van Andel op 115 jarige leeftijd. Bijzonder was dat tot op de laatste dag haar hersenen nog goed functioneerden: “als van een gezonde vrouw van vijftig of zestig jaar”. Mensen bereiken zelden deze hoge leeftijd en van degenen die zich hoog bejaard mogen noemen, zijn er velen die lijden aan stoornissen in de hersenfuncties. De voornaamste van deze hersen- of cognitieve functies zijn inprentingen, geheugen, oriëntatie, taalgebruik en taalbegrip, rekenen, snelheid van informatieverwerking, aandacht en concentratie. Europese prevalentie cijfers van ouderen met cognitieve aandoeningen variëren sterk en zijn afhankelijk van leeftijd en toegepaste definities.  相似文献   

9.
Samenvatting Voor de toepassing van het chloor-marmer-procédé gelden niet dezelfde vermelde criteria als voor de toepassing van de gewone chloreering. Onder zeer bepaalde en zeer gunstige omstandigheden (b.v. korte turnoverperiode, niet overmatig bezoek, water van daartoe geschikte samenstelling zal het bij het continue systeem kunnen worden toegepast en zal het doel van dit procédé: het vermijden van de prikkelende chloorlucht in overdekte zweminrichtingen, kunnen worden bereikt; de ervaring heeft ons geleerd dat bij gelijke chloordoseering, het chloor-marmer-procédé onder gunstige omstandigheden een verkorting van den desinfectietijd kan opleveren vergeleken bij de toepassing van chloor alleen, terwijl somtijds bovendien de chloortoevoeging kan worden vergroot met evenredig beter desinfectie resultaat.Wat betreft de desinfectie door zilvernitraat, c.q. het electro-katadyn-systeem: in principe bestaat tusschen beiden geen verschil, daar het effect voornamelijk afhankelijk is van de vrije zilverionenconcentratie in het milieu waarin de desinfectie wordt toegepast. De methodiek der desinfectieproeven heeft invloed op den waargenomen desinfectietijd. Hoe kan worden verhinderd dat te veel vrije zilverionen in de agarplaat worden meegenomen en haar hun werking voortzetten, waardoor een te gunstig desinfectie resultaat wordt voorgespiegeld, is nog een punt van onderzoek.Het nadeel van de toepassing van dit procédé bij, zwemwater is hierin gelegen, dat eenerzijds in den regel de concentratie niet kan worden opgedreven omdat daarbij de helderheid van het water wordt beïnvloed, anderzijds de vergrooting van de concentratie geen evenredig betere desinfectie waarborgt.Voor de toepassing bij het periodieke systeem is het procédé onbruikbaar; onder zeer bijzondere omstandigheden, (continu systeem zonder circulate, weinig bezoek, water van geschikte samenstelling) zou misschien een matig effect te bereiken zijn. In dat geval zou het, afgezien van de kosten, voordeelen bieden door afwezigheid van hinder voor zwemmers: bij het gewone continue systeem met circulatie schijnt het ons niet mogelijk resultaten te verkrijgen, die het effect van een juist toegepaste chloreering of behandeling met chlooramine van zwemwater bij benadering evenaren.  相似文献   

10.
Boekbesprekingen     
Wetenschappelijk onderzoek vormt een belangrijke basis om te komen tot een gedegen onderbouwing van de zorg in verpleeghuizen. In de verpleeghuiszorg en verpleeghuisgeneeskunde bestaat vooralsnog maar een beperkte onderzoekstraditie. Derhalve is er op dit moment nog steeds een grote behoefte aan onderzoek dat nader inzicht zal verschaffen in de specifieke kenmerken van verpleeghuispatiënten, in de specifieke klinische -en zorgproblemen die zij hebben, in hun medicijngebruik, in het beloop van hun patiëntencarrière, in de daadwerkelijke zorg die ze krijgen en in de effecten daarvan. Een en ander zal gestalte moeten krijgen via kwalitatief verantwoord epidemiologisch onderzoek, via longitudinaal observationeel en experimenteel, patiëntgebonden beloops- en interventie-onderzoek en door de ontwikkeling plus validering van voor de verpleeghuispopulatie geschikte meetinstrumenten en uitkomstmaten.  相似文献   

11.
Signalementen     
Problemen met lopen en cognitie komen te vaak samen voor bij ouderen om alleen ‘toevallig’ te zijn. Klinisch geriater i.o. Marianne van Iersel, 31 jr, onderzocht hoe beide factoren elkaar beïnvloeden. Uit haar promotieonderzoek blijkt dat het verdelen van aandacht en het inzicht in eigen mogelijkheden en beperkingen een rol spelen in de regulatie van lopen. Ook andere cognitieve functies zijn belangrijk, zoals het hebben van voldoende overzicht, het op kunnen stellen van een strategie voor het lopen en deze kunnen aanpassen als de omstandigheden veranderen. Een betere prestatie op deze cognitieve functies hangt samen met een betere loop- en balansprestatie tijdens lopen met een cognitieve dubbeltaak (terugtellen vanaf 100 door steeds 7 af te trekken en het noemen van zoveel mogelijk dierennamen, onder het lopen).  相似文献   

12.
Een goede vocht- en voedselvoorziening in zorginstellingen lijkt een vanzelfsprekende zaak in een welvarend land als Nederland. Niettemin constateerde de Inspectie voor de Gezondheidszorg in 1997 dat lang niet altijd eten en drinken in deze instellingen op de behoefte van de cliënt gerichte zorg is. 1 Sinds 1997 is er veel verbeterd. De betrokken beroepsverenigingen hebben onder auspiciën van ARCARES de handschoen opgepakt en een richtlijn opgesteld die handvatten biedt voor een verantwoord vocht- en voedingsbeleid binnen de instellingen. 2 Helaas blijkt volgens een recent rapport van de Inspectie deze zorg toch nog onvoldoende bij ongeveer een derde van de onderzochte instellingen.  相似文献   

13.
Samenvatting Bij de pulmonale infectie van de muis met cultuurpneumococcen type 1 blijven in de beschreven proeven bij gebruik van onverdunde cultuur 26.3% van de dieren in leven, bij 1/10 verdunning 72% en bij 1/1000 verdunning zelfs 80%. Door drievoudige infectie met tusschenpoozen van elk één uur wordt het getal van de aan pneumonie lijdende dieren aanmerkelijk verhoogd.Bij enkelvoudige intraperitoneale immuniseering met sterke concentraties (10–5) komt het tot het ontstaan van een hooge immuniteit tegen algemeene infectie (ip. infectie), daarentegen slechts tot een geringe bescherming tegen een pulmonale infectie. Na de immuniseering met kleine doses (10–6 tot 10–9) is de bescherming tegen een algemeene infectie belangrijk geringer, tegen een pulmonale infectie echter minimaal.Door meervoudige intraperitoneale immuniseering verkrijgt men niet alleen een bijzonder hooge bescherming tegen een er op volgende intraperitoneale, maar ook een zeer hooge bescherming tegen een pulmonale infectie.Door enkelvoudige pulmonale immuniseering ontstaat tegen een algemeene infectie een geringere bescherming, dan na intraperitoneale immuniseering. Tegen pulmonale infectie geeft enkelvoudige pulmonale immuniseering alleen bij hooge doseering een bescherming, want al bij 1/10 cultuurverdunning is geen bescherming meer aan te toonen.Herhaalde pulmonale immuniseering overtreft nauwelijks de enkelvoudige, wat betreft de bescherming tegen er op volgende intraperitoneale of pulmonale infectie.Bij de pulmonale immuniseering ontstaat een algemeene immuniteit; door het inbrengen van antigeen in de long schijnt het echter ook tot een beschadiging van dit orgaan te komen.Onvolledig pulmonaal geïmmuniseerde muizen toonen tegen een pulmonale infectie geen immuniteit, zij sterven integendeel voor een deel aan sneller verloopende en uitgebreider pneumoniën dan de contrôledieren.Voordracht te Utrecht gehouden op 23 November 1935 voor de Nederlandsche Vereeniging voor Microbiologie.  相似文献   

14.
Samenvatting In twee proevenreeksen werd de immuniseerende werking van met ammoniumsulfaat gezuiverd diphtherie-anatoxine vergeleken met die van het ongezuiverde uitgangsproduct, door met deze entstoffen reeksen van marmotten te immuniseeren. De verkregen immuniteit werd nagegaan door de behandelde dieren gelijktijdig een zelfde hoeveelheid diphtherietoxine (250 Dlm) in te spuiten.Uit de verkregen resultaten mag de conclusie getrokken worden dat het gezuiverde anatoxine een gelijkwaardige immuniseerende werking bezit als het ongezuiverde uitgangsproduct.  相似文献   

15.
Samenvatting Medegedeeld wordt het resultaat van eenige proeven, welke ten doel hadden na te gaan of bestraling met röntgenstralen van caviae, ingespoten met filtraten van culturen van tuberkelbacillen en tuberculeus materiaal, van invloed is op het ontstaan van tuberculose bij deze dieren. Bij één cavia konden gelocaliseerde veranderingen in milt, mesenteriale klier en longen worden aangetoond, waarin tuberkelbacillen gevonden werden. Na inspuiting van miltbrij van een andere cavia van dezelfde proefreeks bij 4 caviae, ontstond bij allen een progressieve cachexie.In een andere proef (IV), stierven de twee caviae, welke 2×bestraald waren, ±1 maand na inspuiting van filtraat, met een tusschenruimte van 10 dagen, na 113 en 185 dagen aan verkazende tuberculose.  相似文献   

16.
Samenvatting In deze mededeeling werd de glucose-ontleding door diphtheriebacteri?n onder aerobe voorwaarden aan een nader qualitatief en quantitatief onderzoek onderworpen. Onder de ontledingsproducten werd in alle onderzochte gevallen propionzuur gevonden. Aan de hand van de verkregen resultaten werd aannemelijk gemaakt, dat de „vergisting” van de glucose (welke „vergisting” door de aanwezige zuurstof gestoord wordt, waardoor er een duidelijk Pasteur-effect optreedt), waarschijnlijk verloopt overeenkomstig de glucosevergisting door de eigenlijke propionzuurbacteri?n. Deze ontleding komt dan in hoofdzaak op het volgende neer. Een deel van de glucose wordt, zonder voorafgaande phosphoryleering gesplitst in een keten met twee en een met vier C-atomen, uit welke splitsing tenslotte azijnzuur, alcohol en barnsteenzuur zullen ontstaan. Een ander deel van de glucose wordt via een voorafgaande phosphoryleering (waarvan het karakter momenteel niet te overzien valt) gesplitst in twee C3-verbindingen. Door opeenvolgende intermoleculaire oxydoreducties ontstaan hieruit tenslotte melkzuur, azijnzuur, propionzuur, mierenzuur en koolzuur. Aangetoond werd, dat het ingrijpen van de zuurstof in de bovengenoemde ontledingsprocessen o.m. hierin bestaat, dat mierenzuur tot koolzuur en water en alcohol tot azijnzuur geoxydeerd wordt. Met nadruk zij vermeld, dat de in de bovenstaande verhandeling genoemde voorstelling van de glucose-ontleding door diphtheriebacteri?n niet beschouwd moet worden als een als vaststaand te aanvaarden schema. Het is zeer wel denkbaar, dat een voortgezet onderzoek van de glucosevergisting o.a. onder strikt anaerobe omstandigheden, op sommige punten tot andere beschouwingen zal leiden.

Voordracht, gehouden op de Vergadering van de Nederlandsche Vereeniging voor Microbiologie te Amsterdam op 13 November 1937.

Tenslotte willen wij niet nalatenProf. Dr. A. J. Kluyver ook van deze plaats dank te zeggen voor de belangstelling en de opbouwende critiek, welke wij gedurende dit onderzoek van hem mochten ontvangen.  相似文献   

17.
Enige maanden geleden is binnen de Geriatrie in Nederland discussie ontstaan over de vraag of voor anemie bij ouderen dezelfde grenzen voor het hemoglobinegehalte moeten worden gehanteerd als voor jongere personen. Izaks en Westendorp spraken zich duidelijk uit voor het hanteren van dezelfde criteria voor de vaststelling van anemie bij jong en oud. 1. Dezelfde auteurs hadden zich al eerder uitgesproken voor het hanteren van dezelfde grenswaarden bij ouderen als bij jongeren. In een in 1999 gepubliceerd onderzoek werd verslag gedaan van een 10 jaar durend onderzoek bij circa 900 85-plussers in de Leidse 85-+ studie. De groep mensen die bij het begin van het onderzoek een lager Hb gehalte hadden dan de WHO grenscriteria bleek na 10 jaar een verhoogde sterfte te vertonen van 29% bij de mannen en 60% bij de vrouwen.  相似文献   

18.
Dementie tast niet alleen diverse cognitieve functies aan, maar gaat in veel gevallen ook gepaard met gedragsstoornissen, in de vorm van excessief gedrag (verbale of fysieke agressie) of juist een tekort aan activiteit (apathie). Gedragsstoornissen bemoeilijken de verzorging, vergroten de functionele beperkingen, en zijn vaak de eerste reden voor verhuizing naar een verpleeghuis. Ook in het verpleeghuis zelf komt moeilijk hanteerbaar gedrag veel voor. Medicamenteuze behandeling van gedragsstoornissen heeft een lange traditie, maar is niet altijd doeltreffend en kent belangrijke nadelen. De belangstelling voor psychologische interventies is groeiende, maar wetenschappelijk bewijs voor de werkzaamheid is schaars.  相似文献   

19.
Signalementen     
In 2006 ondergingen bijna 500 ouderen een preventieve gezondheidsscreening. Dit behoorde tot een succesvolle proef die de OsiraGroep (een zorginstelling in Amsterdam) samen met zorgverzekeraar Zilveren Kruis/Achmea uitvoerde. Na afloop bleek uit een enquête dat ouderen behoefte hebben aan een periodieke screening: 95% van de deelnemers wil de screening in het vervolg jaarlijks laten afnemen.  相似文献   

20.
Samenvatting Bij 3 proefreeksen werden fretten intranasaal besmet met het gorgelwater van 8 grieppatiënten en van 1 lijder aan bronchopneumonie.In het gorgelwater van den lijder aan bronchopneumonie werd geen virus aangetoond.In het gorgelwater van 4 grieppatiënten, genomen op den 7den of lateren dag der ziekte, kon geen virus aangetoond worden.Fretten geïnfecteerd met gorgelwater, genomen den 1sten, 2den of 3den ziektedag van grieppatiënten, vertoonden 2–3 dagen later typische ziekteverschijnselen, bestaande in algemeen ziek zijn, koorts en etterige neuscatarrh. De ziekteverschijnselen duurden ongeveer een week.Fretten, die te voren besmet geweest waren met Engelsch virus, werden niet ziek. Fretten, die een infectie met Hollandsch virus hadden doorstaan, waren, behoudens één twijfelachtig geval, immuun voor Engelsch virus.  相似文献   

设为首页 | 免责声明 | 关于勤云 | 加入收藏

Copyright©北京勤云科技发展有限公司  京ICP备09084417号