首页 | 本学科首页   官方微博 | 高级检索  
相似文献
 共查询到20条相似文献,搜索用时 31 毫秒
1.
Signalementen     
Vroege opsporing en verbeterde behandeling hebben gezorgd voor een snelle toename van het aantal mensen dat kanker overleeft, maar wat zijn de lange-termijn-effecten? Gezondheidspsycholoog Floortje Mols (25 jr) startte in 2004 bij het Integraal Kankercentrum Zuid te Eindhoven een promotieonderzoek naar de kwaliteit van leven (KvL) onder ruim 2000 ex-kankerpatiënten die 5 tot 15 jaar geleden de diagnose kanker kregen (borst-, prostaat-, baarmoeder- of lymfeklierkanker). De KvL bleek goed te zijn en globaal vergelijkbaar met de algemene Nederlandse populatie. Zelfs vond 79 % van de ex-borstkankerpatiënten tenminste één aspect van hun leven positief veranderd: o.a. waardering van het leven of relaties met anderen.  相似文献   

2.
Publicaties     
Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie - Meer dan 90 procent van de tehuisbewoners is tevreden over de verkregen hoeveelheid zorg en over de bejegening door het personeel.  相似文献   

3.
Enige maanden geleden is binnen de Geriatrie in Nederland discussie ontstaan over de vraag of voor anemie bij ouderen dezelfde grenzen voor het hemoglobinegehalte moeten worden gehanteerd als voor jongere personen. Izaks en Westendorp spraken zich duidelijk uit voor het hanteren van dezelfde criteria voor de vaststelling van anemie bij jong en oud. 1. Dezelfde auteurs hadden zich al eerder uitgesproken voor het hanteren van dezelfde grenswaarden bij ouderen als bij jongeren. In een in 1999 gepubliceerd onderzoek werd verslag gedaan van een 10 jaar durend onderzoek bij circa 900 85-plussers in de Leidse 85-+ studie. De groep mensen die bij het begin van het onderzoek een lager Hb gehalte hadden dan de WHO grenscriteria bleek na 10 jaar een verhoogde sterfte te vertonen van 29% bij de mannen en 60% bij de vrouwen.  相似文献   

4.
Promotores prof. dr. C. Jonker en prof. dr. E. van Leeuwen  相似文献   

5.
Samenvatting In deze mededeeling werd de glucose-ontleding door diphtheriebacteri?n onder aerobe voorwaarden aan een nader qualitatief en quantitatief onderzoek onderworpen. Onder de ontledingsproducten werd in alle onderzochte gevallen propionzuur gevonden. Aan de hand van de verkregen resultaten werd aannemelijk gemaakt, dat de „vergisting” van de glucose (welke „vergisting” door de aanwezige zuurstof gestoord wordt, waardoor er een duidelijk Pasteur-effect optreedt), waarschijnlijk verloopt overeenkomstig de glucosevergisting door de eigenlijke propionzuurbacteri?n. Deze ontleding komt dan in hoofdzaak op het volgende neer. Een deel van de glucose wordt, zonder voorafgaande phosphoryleering gesplitst in een keten met twee en een met vier C-atomen, uit welke splitsing tenslotte azijnzuur, alcohol en barnsteenzuur zullen ontstaan. Een ander deel van de glucose wordt via een voorafgaande phosphoryleering (waarvan het karakter momenteel niet te overzien valt) gesplitst in twee C3-verbindingen. Door opeenvolgende intermoleculaire oxydoreducties ontstaan hieruit tenslotte melkzuur, azijnzuur, propionzuur, mierenzuur en koolzuur. Aangetoond werd, dat het ingrijpen van de zuurstof in de bovengenoemde ontledingsprocessen o.m. hierin bestaat, dat mierenzuur tot koolzuur en water en alcohol tot azijnzuur geoxydeerd wordt. Met nadruk zij vermeld, dat de in de bovenstaande verhandeling genoemde voorstelling van de glucose-ontleding door diphtheriebacteri?n niet beschouwd moet worden als een als vaststaand te aanvaarden schema. Het is zeer wel denkbaar, dat een voortgezet onderzoek van de glucosevergisting o.a. onder strikt anaerobe omstandigheden, op sommige punten tot andere beschouwingen zal leiden.

Voordracht, gehouden op de Vergadering van de Nederlandsche Vereeniging voor Microbiologie te Amsterdam op 13 November 1937.

Tenslotte willen wij niet nalatenProf. Dr. A. J. Kluyver ook van deze plaats dank te zeggen voor de belangstelling en de opbouwende critiek, welke wij gedurende dit onderzoek van hem mochten ontvangen.  相似文献   

6.
Samenvatting Bij de pulmonale infectie van de muis met cultuurpneumococcen type 1 blijven in de beschreven proeven bij gebruik van onverdunde cultuur 26.3% van de dieren in leven, bij 1/10 verdunning 72% en bij 1/1000 verdunning zelfs 80%. Door drievoudige infectie met tusschenpoozen van elk één uur wordt het getal van de aan pneumonie lijdende dieren aanmerkelijk verhoogd.Bij enkelvoudige intraperitoneale immuniseering met sterke concentraties (10–5) komt het tot het ontstaan van een hooge immuniteit tegen algemeene infectie (ip. infectie), daarentegen slechts tot een geringe bescherming tegen een pulmonale infectie. Na de immuniseering met kleine doses (10–6 tot 10–9) is de bescherming tegen een algemeene infectie belangrijk geringer, tegen een pulmonale infectie echter minimaal.Door meervoudige intraperitoneale immuniseering verkrijgt men niet alleen een bijzonder hooge bescherming tegen een er op volgende intraperitoneale, maar ook een zeer hooge bescherming tegen een pulmonale infectie.Door enkelvoudige pulmonale immuniseering ontstaat tegen een algemeene infectie een geringere bescherming, dan na intraperitoneale immuniseering. Tegen pulmonale infectie geeft enkelvoudige pulmonale immuniseering alleen bij hooge doseering een bescherming, want al bij 1/10 cultuurverdunning is geen bescherming meer aan te toonen.Herhaalde pulmonale immuniseering overtreft nauwelijks de enkelvoudige, wat betreft de bescherming tegen er op volgende intraperitoneale of pulmonale infectie.Bij de pulmonale immuniseering ontstaat een algemeene immuniteit; door het inbrengen van antigeen in de long schijnt het echter ook tot een beschadiging van dit orgaan te komen.Onvolledig pulmonaal geïmmuniseerde muizen toonen tegen een pulmonale infectie geen immuniteit, zij sterven integendeel voor een deel aan sneller verloopende en uitgebreider pneumoniën dan de contrôledieren.Voordracht te Utrecht gehouden op 23 November 1935 voor de Nederlandsche Vereeniging voor Microbiologie.  相似文献   

7.
Conclusie Uit de boven medegedeelde onderzoekingen is af te leiden, dat verwacht kan worden, dat de infectiekans met bacteri?n van de typhus- en dysenterie groep, ten gevolge van het baden in het midden van de Rawa-Pening ver van de kanten, gering is en dat deze nog verminderd kan worden als de baders geregeld met prophylactisch typhus- en dysenterievaccin inge?nt zijn; de infectiekans is binnen een strook van ± 200 M langs de kanten grooter dan in het midden. Verder is, gezien het hooge percentage van leptospirendragers onder de sawah-ratten, een infectie met leptospira bij het baden in de Rawa-Pening te vreezen. Zij, die slechts roeien en zeilen in de waterplassen, behoeven niet beducht te zijn voor het verkrijgen van bovengenoemde ziekten.   相似文献   

8.
Signalementen     
Problemen met lopen en cognitie komen te vaak samen voor bij ouderen om alleen ‘toevallig’ te zijn. Klinisch geriater i.o. Marianne van Iersel, 31 jr, onderzocht hoe beide factoren elkaar beïnvloeden. Uit haar promotieonderzoek blijkt dat het verdelen van aandacht en het inzicht in eigen mogelijkheden en beperkingen een rol spelen in de regulatie van lopen. Ook andere cognitieve functies zijn belangrijk, zoals het hebben van voldoende overzicht, het op kunnen stellen van een strategie voor het lopen en deze kunnen aanpassen als de omstandigheden veranderen. Een betere prestatie op deze cognitieve functies hangt samen met een betere loop- en balansprestatie tijdens lopen met een cognitieve dubbeltaak (terugtellen vanaf 100 door steeds 7 af te trekken en het noemen van zoveel mogelijk dierennamen, onder het lopen).  相似文献   

9.
Brieven     
Graag reageer ik op het redactioneel van Cees Hertogh in TGG 2007, p. 2-5. Ik deel zijn betrokkenheid bij de toekomst van de verpleeghuiszorg in Nederland en juich zijn oproep tot bezinning dan ook van harte toe.  相似文献   

10.
Boekbesprekingen     
Wetenschappelijk onderzoek vormt een belangrijke basis om te komen tot een gedegen onderbouwing van de zorg in verpleeghuizen. In de verpleeghuiszorg en verpleeghuisgeneeskunde bestaat vooralsnog maar een beperkte onderzoekstraditie. Derhalve is er op dit moment nog steeds een grote behoefte aan onderzoek dat nader inzicht zal verschaffen in de specifieke kenmerken van verpleeghuispatiënten, in de specifieke klinische -en zorgproblemen die zij hebben, in hun medicijngebruik, in het beloop van hun patiëntencarrière, in de daadwerkelijke zorg die ze krijgen en in de effecten daarvan. Een en ander zal gestalte moeten krijgen via kwalitatief verantwoord epidemiologisch onderzoek, via longitudinaal observationeel en experimenteel, patiëntgebonden beloops- en interventie-onderzoek en door de ontwikkeling plus validering van voor de verpleeghuispopulatie geschikte meetinstrumenten en uitkomstmaten.  相似文献   

11.
Samenvatting Het p-aminobenzolsulfamide b.v. „Erysipan“ enz., vertegenwoordigt het type van een resistentie-verwekkende of resistentieversterkende stof. Tegen de streptococcen-infectie van de muis is de niet gesubstitueerde verbinding het meest werkzaam. Ten minste het gelukt niet door substitutie versterking der werking te verkrijigen. Naast een uitgesproken werking tegen streptococcen, die intusschen bij een hoogen graad van infectie (streptoc. Aronson: 1000-voudige dosis letalis) uitblijft, blijkt bij een zwakke infectie ook een duidelijke werking tegen pneumococcen te bestaan. Bij de genezing schijnt het tot een virulentieverlies der kiemen te komen.   相似文献   

12.
Signalementen     
Een manier om oudere chronisch zieken te helpen, is om ze actief te betrekken bij de dagelijkse zorg voor hun aandoening. Dit kan onder meer gebeuren door middel van zogenaamde zelfmanagementinterventies. Amerikaanse onderzoekers stelden dat het CDSMP (Chronic Disease Self-Management Program) een positieve invloed heeft op zelfeffectiviteit, zelfmanagement, zorggebruik en gezondheidsgerelateerde variabelen. Klinisch psycholoog/docent Henrike A. Elzen, 33 jr, onderzocht de bruikbaarheid en de effectiviteit van CDSMP voor de Nederlandse situatie. Er werden geen positieve effecten gevonden op bovengenoemde terreinen. De patiënten uit de voor dit onderzoek samengestelde interventiegroep waren echter wel heel positief over de cursus en het bijbehorende patiëntenboek.  相似文献   

13.
Boekbesprekingen     
Nog voor ik kon beslissen of ik het boek überhaupt zou bespreken, was het van mijn bureau verdwenen. Meestal lag het onder het kopieerapparaat. Docenten en onderzoekers konden goed gebruik maken van de nieuwe informatie die de titel belooft. Een nieuwe generatie ouderen dient zich aan, die niet altijd meer goed valt te begrijpen vanuit onze kennis over de ouderen van gisteren en vandaag. En ons begrip over veranderende ouderen in een veranderende samenleving is ook niet altijd meer te vatten in de theorieën die we zelf op school hebben geleerd. Vooral het besef dat ouder worden plaatsvindt in een sociale context, wordt steeds meer omgezet van nobele gedachte in harde feiten. Zaken als levensloop, gender, etniciteit of culturele context worden steeds vanzelfsprekender meegenomen in onderzoek. Roepen dat het beter moet, waar veel sociaal-gerontologische publicaties standaard mee beginnen of eindigen, volstaat dus niet meer.  相似文献   

14.
Samenvatting Voor de toepassing van het chloor-marmer-procédé gelden niet dezelfde vermelde criteria als voor de toepassing van de gewone chloreering. Onder zeer bepaalde en zeer gunstige omstandigheden (b.v. korte turnoverperiode, niet overmatig bezoek, water van daartoe geschikte samenstelling zal het bij het continue systeem kunnen worden toegepast en zal het doel van dit procédé: het vermijden van de prikkelende chloorlucht in overdekte zweminrichtingen, kunnen worden bereikt; de ervaring heeft ons geleerd dat bij gelijke chloordoseering, het chloor-marmer-procédé onder gunstige omstandigheden een verkorting van den desinfectietijd kan opleveren vergeleken bij de toepassing van chloor alleen, terwijl somtijds bovendien de chloortoevoeging kan worden vergroot met evenredig beter desinfectie resultaat.Wat betreft de desinfectie door zilvernitraat, c.q. het electro-katadyn-systeem: in principe bestaat tusschen beiden geen verschil, daar het effect voornamelijk afhankelijk is van de vrije zilverionenconcentratie in het milieu waarin de desinfectie wordt toegepast. De methodiek der desinfectieproeven heeft invloed op den waargenomen desinfectietijd. Hoe kan worden verhinderd dat te veel vrije zilverionen in de agarplaat worden meegenomen en haar hun werking voortzetten, waardoor een te gunstig desinfectie resultaat wordt voorgespiegeld, is nog een punt van onderzoek.Het nadeel van de toepassing van dit procédé bij, zwemwater is hierin gelegen, dat eenerzijds in den regel de concentratie niet kan worden opgedreven omdat daarbij de helderheid van het water wordt beïnvloed, anderzijds de vergrooting van de concentratie geen evenredig betere desinfectie waarborgt.Voor de toepassing bij het periodieke systeem is het procédé onbruikbaar; onder zeer bijzondere omstandigheden, (continu systeem zonder circulate, weinig bezoek, water van geschikte samenstelling) zou misschien een matig effect te bereiken zijn. In dat geval zou het, afgezien van de kosten, voordeelen bieden door afwezigheid van hinder voor zwemmers: bij het gewone continue systeem met circulatie schijnt het ons niet mogelijk resultaten te verkrijgen, die het effect van een juist toegepaste chloreering of behandeling met chlooramine van zwemwater bij benadering evenaren.  相似文献   

15.
1. Het gedurende drie jaar éénmaal per jaar toedienen van een infuus van zoledronaat (5mg over 15 minuten) verminderde significant het risico op wervel-, heup- en andere fracturen bij postmenopausale vrouwen.  相似文献   

16.
Het proefschrift van Anouk Janssen, kunsthistorica en juriste, heeft in de Nederlandse pers veel aandacht gekregen, niet het minst ook dank zij de tentoonstelling van oude prenten die de auteur in het Museum Boijmans-Van Beuningen in Rotterdam rond het thema van haar onderzoek mocht organiseren. De lezing van dit vlot geschreven en prachtig uitgegeven proefschrift is een waar plezier. Via zes hoofdstukken, logisch geordend tussen een uitvoerige inleiding en een korte conclusie, leidt de auteur de lezer binnen in de verbeelding van de ouderdom in de Nederlandse prentkunst tussen 1550 en 1650. De bestudeerde prenten verbeelden de levensfase van de ouderdom - al of niet in de context van de afbeelding van een visie op de hele levensloop - als (mogelijk) gekenmerkt door een aantal positieve kenmerken zoals vroomheid en ingetogenheid, ervaring en wijsheid, en een aantal negatieve kenmerken zoals gierigheid en hebzucht, lust en ongelijke liefde.  相似文献   

17.
Met de term “sarcopenie” bedoelt men het verlies aan spiermassa en de daarmee gepaard gaande vermindering van spierkracht als rechtstreeks gevolg van het ouder worden. 1 Hierin verschilt sarcopenie van andere vormen van spierverlies zoals wij dat terugvinden in de cachexie die voorkomt bij inflammatoire aandoeningen of bij tumorale processen. Als een echt leeftijdsgebonden fenomeen doet het zich dus ook voor bij de “gezonde” oudere. Natuurlijk zullen optredende ziekteprocessen de evolutie van sarcopenie kunnen versnellen. Op een bepaald moment zal de sarcopenie interfereren met de mobiliteit van de persoon. Hierdoor stijgt het risico voor het optreden van kwetsbaarheid (frailty) en verlies aan autonomie.  相似文献   

18.
Samenvatting Er wordt een beschrijving gegeven van de bereiding en de standaardisatie van staphylococcen-toxoïd, zooals die door het Rijks Instituut voor de Volksgezondheid geschieden.Voorts worden, aan de hand van proeven, enkele opmerkingen gemaakt over het wezen van de immuniteit tegen besmetting met staphylococcen.  相似文献   

19.
The length of the juvenile period was found to be associated with the degree of juvenility (degree to which seedlings show juvenile symptoms) and with the time leaf buds break in spring. The time of bud break was also related to time of flowering; bud break and juvenility were not interrelated. The observations suggest that preselection on the basis of a low degree of juvenility and early bud break together would substantially increase the proportion of early-bearing and, to a smaller extent, that of early-flowering seedlings in the selected material. The shift towards earlier flowering was not accompanied by an advance of the date at which flowering ended, at least when the selection limit is based on the progeny mean. The degree of leaf fall (colour) during autumn appeared to be closely related to the time the fruits become picking ripe; no significant relation existed between this parameter and juvenility or bud break. The degree or time of leaf fall (colour) is a possible pre-selection criterion of the time of picking.
Samenvatting De duur van de jeugdperiode bleek verband te houden zowel met de mate van juveniliteit als met de tijd dat de bladknoppen in het voorjaar uitlopen. Er bestond ook samenhang tussen uitlopen en bloeitijd, maar geen samenhang tussen het uitlopen en de mate van juveniliteit. Het is waarschijnlijk, dat voor-selectie op zowel geringe juveniliteit als vroeg uitlopen het percentage vroeg produktieve zaailingen in het geselecteerde materiaal aanzienlijk zou verhogen; in mindere mate ook het percentage vroeg-bloeiende zaailingen. De verschuiving naar vroeger bloeiend ging niet gepaard met een vervroeging van het tijdstip waarop de bloei eindigde. De mate van bladval (verkleuring) gedurende de herfst bleek sterk gecorreleerd te zijn met de pluktijd van de vruchten. De mate of de tijd van bladval kan dienen om de zaailingen in een vroeg stadium op pluktijd te selecteren.
  相似文献   

20.
Le déroulement de divers types de phagocytoses, et de la formation de granulomes hémocytaires a été analysé en détail en utilisant la microcinématographie image par image. Ces réactions de défense ont été reproduitesin vitro sur les systèmes hémocytaires des mollusquesHelix etZonites, et ont permis de montrer pour les bactéries (Streptococcus) les différents stades de l'englobement direct et rapide des corps bactériens, ainsi que les mouvements orientés des pseudopodes accompagnés de déplacements des cellules qui aboutissent à l'incorporation des germes. Il a été observé que des hémocytes parviennent à phagocyter même des filaments myceliens de taille importante (Metarrhizium) par un processus lent consistant en la fixation progressive de la cellule qui plie le mycelium. Enfin, toute l'évolution de la formation des granulomes multicellulaires a été suivie d'une manière ininterrompue, notamment l'attraction des premières cellules, l'afflux et la superposition de plus en plus serrée d'hémocytes en nombre croissant, jusqu'à l'arrêt de l'évolution de cette réaction. Ces résultats mettent en évidence l'acquisition par les cellules groupées autour du champignon d'une attraction nette sur d'autres hémocytes, déclenchant de leur part une réaction d'adhésion. Ils montrent enfin que l'association de la reproductionin vitro des réactions cellulaires avec la technique microcinématographique est un principe d'étude particulièrement intéressant pour suivre la dynamique des réactions de défense à l'échelle cellulaire, et l'action de substances chimiques ou d'influences microbiennes sur ces processus.  相似文献   

设为首页 | 免责声明 | 关于勤云 | 加入收藏

Copyright©北京勤云科技发展有限公司  京ICP备09084417号