首页 | 本学科首页   官方微博 | 高级检索  
相似文献
 共查询到20条相似文献,搜索用时 46 毫秒
1.
Samenvatting In deze mededeeling werd de glucose-ontleding door diphtheriebacteri?n onder aerobe voorwaarden aan een nader qualitatief en quantitatief onderzoek onderworpen. Onder de ontledingsproducten werd in alle onderzochte gevallen propionzuur gevonden. Aan de hand van de verkregen resultaten werd aannemelijk gemaakt, dat de „vergisting” van de glucose (welke „vergisting” door de aanwezige zuurstof gestoord wordt, waardoor er een duidelijk Pasteur-effect optreedt), waarschijnlijk verloopt overeenkomstig de glucosevergisting door de eigenlijke propionzuurbacteri?n. Deze ontleding komt dan in hoofdzaak op het volgende neer. Een deel van de glucose wordt, zonder voorafgaande phosphoryleering gesplitst in een keten met twee en een met vier C-atomen, uit welke splitsing tenslotte azijnzuur, alcohol en barnsteenzuur zullen ontstaan. Een ander deel van de glucose wordt via een voorafgaande phosphoryleering (waarvan het karakter momenteel niet te overzien valt) gesplitst in twee C3-verbindingen. Door opeenvolgende intermoleculaire oxydoreducties ontstaan hieruit tenslotte melkzuur, azijnzuur, propionzuur, mierenzuur en koolzuur. Aangetoond werd, dat het ingrijpen van de zuurstof in de bovengenoemde ontledingsprocessen o.m. hierin bestaat, dat mierenzuur tot koolzuur en water en alcohol tot azijnzuur geoxydeerd wordt. Met nadruk zij vermeld, dat de in de bovenstaande verhandeling genoemde voorstelling van de glucose-ontleding door diphtheriebacteri?n niet beschouwd moet worden als een als vaststaand te aanvaarden schema. Het is zeer wel denkbaar, dat een voortgezet onderzoek van de glucosevergisting o.a. onder strikt anaerobe omstandigheden, op sommige punten tot andere beschouwingen zal leiden.

Voordracht, gehouden op de Vergadering van de Nederlandsche Vereeniging voor Microbiologie te Amsterdam op 13 November 1937.

Tenslotte willen wij niet nalatenProf. Dr. A. J. Kluyver ook van deze plaats dank te zeggen voor de belangstelling en de opbouwende critiek, welke wij gedurende dit onderzoek van hem mochten ontvangen.  相似文献   

2.
Samenvatting Het feit, dat de verkregen resistentie tegen een bacteriophaag niet altijd tegen lysis door andere bacteriophagen beschut, wordt door d'Hérelle verklaard door virulentie-verschillen.De volgende proef kan zoo niet verklaard worden:Van twee bacteriophagen, n.l. Ty 1, die alleen Typhusbacillen aantast, en Ty-Gä 7, die o.a. ook affiniteit voor Gäbacteriën heeft, maakt de bacteriophaag Ty 1 typhusstammen resistent tegen zichzelf, maar niet tegen Ty-Gä 7. De bacteriophaag Ty-Gä 7 maakt omgekeerd de bacterie resistent tegen zichzelf, maar niet tegen Ty 1. Dit wordt verklaard, doordat de twee bacteriophagen ieder een verschillend aangrijpingspunt in de bacterie hebben.Andere bacteriophagen werden geïsoleerd, vier die alleen op Ty-bacillen werken, en drie die o.a. ook Gä-bacillen aantasten. Elk der vijf bacteriophagen, die alleen Typhusbacillen aantasten (bacteriophagen Ty 1-2-3-4-5) maakt typhusbacillen resistent tegen elk van deze vijf bacteriophagen, maar niet tegen de vier bacteriophagen, die ook Gä-bacillen aantasten. Omgekeerd maakt elk der vier bacteriophagen Ty-Gä 6-7-9-10, typhusbacillen resistent tegen elk van deze vier bacteriophagen, maar tegen geen der bacteriophagen Ty 1-2-3-4-5.Dit wordt verklaard, door aan te nemen dat de bacteriophagen Ty 1-2-3-4-5 alle hetzelfde aangrijpingspunt in de bacterie hebben, hetwelk een ander is dan het gemeenschappelijke aangrijpingspunt van de bacteriophagen Ty-Gä 6-7-9-10.Redenen worden aangevoerd, waarom het waarschijnlijk is dat het aangrijpingspunt van de bacteriophagen Ty 1-2-3-4-5 de Typhus Vi-receptor is, dat van de bacteriophagen Ty-Gä 6-7-9-10 de receptor III (Schema Bruce-White).  相似文献   

3.
Samenvatting Voor de toepassing van het chloor-marmer-procédé gelden niet dezelfde vermelde criteria als voor de toepassing van de gewone chloreering. Onder zeer bepaalde en zeer gunstige omstandigheden (b.v. korte turnoverperiode, niet overmatig bezoek, water van daartoe geschikte samenstelling zal het bij het continue systeem kunnen worden toegepast en zal het doel van dit procédé: het vermijden van de prikkelende chloorlucht in overdekte zweminrichtingen, kunnen worden bereikt; de ervaring heeft ons geleerd dat bij gelijke chloordoseering, het chloor-marmer-procédé onder gunstige omstandigheden een verkorting van den desinfectietijd kan opleveren vergeleken bij de toepassing van chloor alleen, terwijl somtijds bovendien de chloortoevoeging kan worden vergroot met evenredig beter desinfectie resultaat.Wat betreft de desinfectie door zilvernitraat, c.q. het electro-katadyn-systeem: in principe bestaat tusschen beiden geen verschil, daar het effect voornamelijk afhankelijk is van de vrije zilverionenconcentratie in het milieu waarin de desinfectie wordt toegepast. De methodiek der desinfectieproeven heeft invloed op den waargenomen desinfectietijd. Hoe kan worden verhinderd dat te veel vrije zilverionen in de agarplaat worden meegenomen en haar hun werking voortzetten, waardoor een te gunstig desinfectie resultaat wordt voorgespiegeld, is nog een punt van onderzoek.Het nadeel van de toepassing van dit procédé bij, zwemwater is hierin gelegen, dat eenerzijds in den regel de concentratie niet kan worden opgedreven omdat daarbij de helderheid van het water wordt beïnvloed, anderzijds de vergrooting van de concentratie geen evenredig betere desinfectie waarborgt.Voor de toepassing bij het periodieke systeem is het procédé onbruikbaar; onder zeer bijzondere omstandigheden, (continu systeem zonder circulate, weinig bezoek, water van geschikte samenstelling) zou misschien een matig effect te bereiken zijn. In dat geval zou het, afgezien van de kosten, voordeelen bieden door afwezigheid van hinder voor zwemmers: bij het gewone continue systeem met circulatie schijnt het ons niet mogelijk resultaten te verkrijgen, die het effect van een juist toegepaste chloreering of behandeling met chlooramine van zwemwater bij benadering evenaren.  相似文献   

4.
Signalementen     
Een manier om oudere chronisch zieken te helpen, is om ze actief te betrekken bij de dagelijkse zorg voor hun aandoening. Dit kan onder meer gebeuren door middel van zogenaamde zelfmanagementinterventies. Amerikaanse onderzoekers stelden dat het CDSMP (Chronic Disease Self-Management Program) een positieve invloed heeft op zelfeffectiviteit, zelfmanagement, zorggebruik en gezondheidsgerelateerde variabelen. Klinisch psycholoog/docent Henrike A. Elzen, 33 jr, onderzocht de bruikbaarheid en de effectiviteit van CDSMP voor de Nederlandse situatie. Er werden geen positieve effecten gevonden op bovengenoemde terreinen. De patiënten uit de voor dit onderzoek samengestelde interventiegroep waren echter wel heel positief over de cursus en het bijbehorende patiëntenboek.  相似文献   

5.
Samenvatting Medegedeeld wordt het resultaat van eenige proeven, welke ten doel hadden na te gaan of bestraling met röntgenstralen van caviae, ingespoten met filtraten van culturen van tuberkelbacillen en tuberculeus materiaal, van invloed is op het ontstaan van tuberculose bij deze dieren. Bij één cavia konden gelocaliseerde veranderingen in milt, mesenteriale klier en longen worden aangetoond, waarin tuberkelbacillen gevonden werden. Na inspuiting van miltbrij van een andere cavia van dezelfde proefreeks bij 4 caviae, ontstond bij allen een progressieve cachexie.In een andere proef (IV), stierven de twee caviae, welke 2×bestraald waren, ±1 maand na inspuiting van filtraat, met een tusschenruimte van 10 dagen, na 113 en 185 dagen aan verkazende tuberculose.  相似文献   

6.
Boekbesprekingen     
Nog voor ik kon beslissen of ik het boek überhaupt zou bespreken, was het van mijn bureau verdwenen. Meestal lag het onder het kopieerapparaat. Docenten en onderzoekers konden goed gebruik maken van de nieuwe informatie die de titel belooft. Een nieuwe generatie ouderen dient zich aan, die niet altijd meer goed valt te begrijpen vanuit onze kennis over de ouderen van gisteren en vandaag. En ons begrip over veranderende ouderen in een veranderende samenleving is ook niet altijd meer te vatten in de theorieën die we zelf op school hebben geleerd. Vooral het besef dat ouder worden plaatsvindt in een sociale context, wordt steeds meer omgezet van nobele gedachte in harde feiten. Zaken als levensloop, gender, etniciteit of culturele context worden steeds vanzelfsprekender meegenomen in onderzoek. Roepen dat het beter moet, waar veel sociaal-gerontologische publicaties standaard mee beginnen of eindigen, volstaat dus niet meer.  相似文献   

7.
Signalementen     
Problemen met lopen en cognitie komen te vaak samen voor bij ouderen om alleen ‘toevallig’ te zijn. Klinisch geriater i.o. Marianne van Iersel, 31 jr, onderzocht hoe beide factoren elkaar beïnvloeden. Uit haar promotieonderzoek blijkt dat het verdelen van aandacht en het inzicht in eigen mogelijkheden en beperkingen een rol spelen in de regulatie van lopen. Ook andere cognitieve functies zijn belangrijk, zoals het hebben van voldoende overzicht, het op kunnen stellen van een strategie voor het lopen en deze kunnen aanpassen als de omstandigheden veranderen. Een betere prestatie op deze cognitieve functies hangt samen met een betere loop- en balansprestatie tijdens lopen met een cognitieve dubbeltaak (terugtellen vanaf 100 door steeds 7 af te trekken en het noemen van zoveel mogelijk dierennamen, onder het lopen).  相似文献   

8.
Signalementen     
Het aantal valincidenten met ouderen kan tot de helft worden teruggebracht wanneer het gebruik van medicijnen zoals slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen, antidepressiva of middelen tegen hart- en vaatziekten wordt verminderd of zelfs gestopt. Dit concludeert epidemioloog/ klinisch geriater i.o. Nathalie van der Velde, 32 jr, van het Erasmus MC in haar onderzoek waarop zij 23 mei 2007 promoveerde (proefschrift Falls in old age: pills, the heart and beyond, 139 p, ISBN 978 90 8559 297 2, promotores prof.dr. B.H.Ch. Stricker en prof.dr. H.A.P. Pols). Dertig procent van de 65-plussers in Nederland, oplopend tot vijftig procent van de 85-plussers, valt tenminste éénmaal per jaar en het was reeds bekend dat dit werd beïnvloed door bepaalde medicijnen.  相似文献   

9.
Conclusie Uit de boven medegedeelde onderzoekingen is af te leiden, dat verwacht kan worden, dat de infectiekans met bacteri?n van de typhus- en dysenterie groep, ten gevolge van het baden in het midden van de Rawa-Pening ver van de kanten, gering is en dat deze nog verminderd kan worden als de baders geregeld met prophylactisch typhus- en dysenterievaccin inge?nt zijn; de infectiekans is binnen een strook van ± 200 M langs de kanten grooter dan in het midden. Verder is, gezien het hooge percentage van leptospirendragers onder de sawah-ratten, een infectie met leptospira bij het baden in de Rawa-Pening te vreezen. Zij, die slechts roeien en zeilen in de waterplassen, behoeven niet beducht te zijn voor het verkrijgen van bovengenoemde ziekten.   相似文献   

10.
Samenvatting Er wordt een beschrijving gegeven van de bereiding en de standaardisatie van staphylococcen-toxoïd, zooals die door het Rijks Instituut voor de Volksgezondheid geschieden.Voorts worden, aan de hand van proeven, enkele opmerkingen gemaakt over het wezen van de immuniteit tegen besmetting met staphylococcen.  相似文献   

11.
Samenvatting In twee proevenreeksen werd de immuniseerende werking van met ammoniumsulfaat gezuiverd diphtherie-anatoxine vergeleken met die van het ongezuiverde uitgangsproduct, door met deze entstoffen reeksen van marmotten te immuniseeren. De verkregen immuniteit werd nagegaan door de behandelde dieren gelijktijdig een zelfde hoeveelheid diphtherietoxine (250 Dlm) in te spuiten.Uit de verkregen resultaten mag de conclusie getrokken worden dat het gezuiverde anatoxine een gelijkwaardige immuniseerende werking bezit als het ongezuiverde uitgangsproduct.  相似文献   

12.
Samenvatting De door Lecomte du Noüy gevonden hydratatie-toename der prote?nen in dierlijk-serum door verwarming, geldt ook voor menschen-serum. Verschillen in verwarmingshydratatie tusschen zieken en gezonden werden niet gevonden. Door middel van een goudsolreactie werd in verwarmd gezond serum een geringe afname van electrolyten aangetoond, in verwarmd ziek serum een veel sterker afname. Deze afname kan een gevolg van een grooter bindingsvermogen door prote?nen zijn, bijv. ten gevolge van een verhoogde “Schutzwirkung”, in ge?nactiveerd serum. Het is mogelijk de chromaat-propionzuurreactie te verklaren, door de aangetoonde verschillen in bindingsvermogen der prote?nen voor electrolyten, in ziek en gezond serum.   相似文献   

13.
Male sterile “lines” are being made carrying either Ne 1 sor Ne 2 sin homozygous condition. The “lines” will be used to determine the necrosis genotype of wheat varieties and at the same time to trace genes restoring fertility in cytoplasmic sterile “lines”. It is suggested that hybrid necrosis could be used in hybrid seed production. The article is concluded with a list of 100 varieties and selections of which the genotype for hybrid necrosis is given.
Samenvatting De methode wordt beschreven om een groot aantal tarwerassen en-selecties met behulp van mannelijke steriele toetslijnen op hun genotype voor bastaard-necrose te onderzoeken. Deze methode wordt tegelijkertijd gebruikt om fertiliteit herstellende genen op te sporen. De mogelijkheid wordt geopperd, dat bastaard-necrose te benutten zou zijn bij de productie van hybride-tarwezaad. Het artikel wordt besloten met een aanvullende lijst van 100 tarwerassen en-selecties, waarbij het genotype voor bastaard-necrose is vermeld.
  相似文献   

14.
Boekbesprekingen     
Wetenschappelijk onderzoek vormt een belangrijke basis om te komen tot een gedegen onderbouwing van de zorg in verpleeghuizen. In de verpleeghuiszorg en verpleeghuisgeneeskunde bestaat vooralsnog maar een beperkte onderzoekstraditie. Derhalve is er op dit moment nog steeds een grote behoefte aan onderzoek dat nader inzicht zal verschaffen in de specifieke kenmerken van verpleeghuispatiënten, in de specifieke klinische -en zorgproblemen die zij hebben, in hun medicijngebruik, in het beloop van hun patiëntencarrière, in de daadwerkelijke zorg die ze krijgen en in de effecten daarvan. Een en ander zal gestalte moeten krijgen via kwalitatief verantwoord epidemiologisch onderzoek, via longitudinaal observationeel en experimenteel, patiëntgebonden beloops- en interventie-onderzoek en door de ontwikkeling plus validering van voor de verpleeghuispopulatie geschikte meetinstrumenten en uitkomstmaten.  相似文献   

15.
Samenvatting Bij de pulmonale infectie van de muis met cultuurpneumococcen type 1 blijven in de beschreven proeven bij gebruik van onverdunde cultuur 26.3% van de dieren in leven, bij 1/10 verdunning 72% en bij 1/1000 verdunning zelfs 80%. Door drievoudige infectie met tusschenpoozen van elk één uur wordt het getal van de aan pneumonie lijdende dieren aanmerkelijk verhoogd.Bij enkelvoudige intraperitoneale immuniseering met sterke concentraties (10–5) komt het tot het ontstaan van een hooge immuniteit tegen algemeene infectie (ip. infectie), daarentegen slechts tot een geringe bescherming tegen een pulmonale infectie. Na de immuniseering met kleine doses (10–6 tot 10–9) is de bescherming tegen een algemeene infectie belangrijk geringer, tegen een pulmonale infectie echter minimaal.Door meervoudige intraperitoneale immuniseering verkrijgt men niet alleen een bijzonder hooge bescherming tegen een er op volgende intraperitoneale, maar ook een zeer hooge bescherming tegen een pulmonale infectie.Door enkelvoudige pulmonale immuniseering ontstaat tegen een algemeene infectie een geringere bescherming, dan na intraperitoneale immuniseering. Tegen pulmonale infectie geeft enkelvoudige pulmonale immuniseering alleen bij hooge doseering een bescherming, want al bij 1/10 cultuurverdunning is geen bescherming meer aan te toonen.Herhaalde pulmonale immuniseering overtreft nauwelijks de enkelvoudige, wat betreft de bescherming tegen er op volgende intraperitoneale of pulmonale infectie.Bij de pulmonale immuniseering ontstaat een algemeene immuniteit; door het inbrengen van antigeen in de long schijnt het echter ook tot een beschadiging van dit orgaan te komen.Onvolledig pulmonaal geïmmuniseerde muizen toonen tegen een pulmonale infectie geen immuniteit, zij sterven integendeel voor een deel aan sneller verloopende en uitgebreider pneumoniën dan de contrôledieren.Voordracht te Utrecht gehouden op 23 November 1935 voor de Nederlandsche Vereeniging voor Microbiologie.  相似文献   

16.
Samenvatting Van 43 tuberkelbacillen stammen van net bovine type, gekweekt op den voedingsbodem van L?wenstein, vertoonden 35 een verandering in groeiwijze, die tenslotte bij sommige stammen zoover door ging, dat het uiterlijk van het humane type ontstond. De virulentie voor het konijn onderging hierbij geen verandering. Passage door konijnen had geen beslissenden invloed op de groeiwijze van deze stammen. Tot slot een woord van dank aan Mevr. J. Adriani—Blindenbach, wier toewijding dit onderzoek mogelijk maakte.

Gedeelte van een voordracht, gehouden op de Vergadering van de Nederl. Ver. voor Microbiologie te Amsterdam, op 13 November 1937.

Gedeelte van een voordracht, gehouden op de Vergadering van de Nederl. Ver. voor Microbiologie te Amsterdam, op 13 November 1937.  相似文献   

17.
Signalementen     
Vroege opsporing en verbeterde behandeling hebben gezorgd voor een snelle toename van het aantal mensen dat kanker overleeft, maar wat zijn de lange-termijn-effecten? Gezondheidspsycholoog Floortje Mols (25 jr) startte in 2004 bij het Integraal Kankercentrum Zuid te Eindhoven een promotieonderzoek naar de kwaliteit van leven (KvL) onder ruim 2000 ex-kankerpatiënten die 5 tot 15 jaar geleden de diagnose kanker kregen (borst-, prostaat-, baarmoeder- of lymfeklierkanker). De KvL bleek goed te zijn en globaal vergelijkbaar met de algemene Nederlandse populatie. Zelfs vond 79 % van de ex-borstkankerpatiënten tenminste één aspect van hun leven positief veranderd: o.a. waardering van het leven of relaties met anderen.  相似文献   

18.
Samenvatting Mede naar aanleiding van de gunstige ervaringen, die Doorenbos in de practijk opdeed met èèn der door ons voorgestelde nieuwe electieve cholera-voedingsbodems (“glycocollplaat”), wordt getracht ook een aankweek-voedingsbodem, electief voor vibrionen, samen te stellen. Hierbij worden echter bezwaren, o.a. van physico-chemischen aard, ondervonden, terwijl bovendien soms uit faeces van normale individuen in enkele der onderzochte vloeibare aankweek-voedingsbodems (sterk alcalisch haemoglobine-carbonaat-peptonwater, sterk alcalisch carbonaat-peptonwater van pH-ca. 10) electief ook een Gram-positieve sporevormende bacterie wordt aangekweekt. Hieruit kan deze bacil dan op de door ons beschreven choleravoedingsbodems en op Dieudonnè-platen worden ge?soleerd. Dadelijk uit faeces gelukt de isolatie dezer microbe op choleravoedingsbodems niet; evenmin door aankweek op peptonwater van “gewone” pH. In de praktijk geeft deze bacil dus geen moeilijkheden bij het onderzoeken van faeces op vibrionen. Kenmerkend voor deze bacil is, dat deze alleen op en in sterk alcalische voedingsbodems groeit, niet bij zwakke alcaliteit of nog lagere pH. Daar dit micro-organisme, voor zoover ons bekend nog niet eerder beschreven is, stellen wij voor hem “Bacillus alcalophilus n. sp.” to noemen. De bacil is beweeglijk en splitst eiwit (gelatine, haemoglobine) in sterk alcalisch milieu. Summary Also in view of the favourable results whichDoorenbos has obtained in practical cases with one of the new elective cholera media (glycocoll-plate) proposed by us, an attempt has been made to compose a culture medium for the elective enrichment of elective vibrions. Difficulties of a physico-chemical nature are, however, met with in doing so moreover in some of the liquid culture media (highly alkaline haemoglobine-carbonate-peptone water, highly alkaline carbonate-peptone water of pH ca. 10) from the faeces of normal individuals which have been examined, a Gram-positive sporeforming bacterium is cultivated. From this the bacillus may then be isolated on the cholera cultivation media described by us and on Dieudonnè plates. Directly from faeces this microbe does not grow on elective cholera culture media, nor by enrichment in peptone water of “ordinary” pH. So in practice this bacillus does not present any difficulty when examining faeces for vibrions. It is typical of this bacillus that it only grows in and on highly alkaline culture media, and not in cases where the medium is of weak alkalinity or still lower pH. As this micro-organism has not, as far as we know, been previously described, we propose to name it “Bacillus alcalophilus n.sp.” The bacillus is motile and digests albumen (gelatine, haemoglobine) in a strong alkaline medium.  相似文献   

19.
Samenvatting Op grond van theoretische overwegingen meende schrijver te mogen verwachten, dat anaerobe bacillenniet in benzidinebouillon,niet in bloedbouillon dochwel in benzidine-bloedbouillon gedurende herhaalde passages zouden kunnen worden voortgekweekt. Dit blijkt inderdaad het geval te zijn. Dit pleit voor de hypothese vanM'Leod en Gordon, dat de obligate anaerobie der anaerobe bacillen berust op hun vorming van peroxyde, terwijl zij voor die stof uitermate gevoelig zijn en bij gebrek aan katalase of peroxydase deze niet onschadelijk kunnen maken. De combinatie van bloed en benzidine bezit dit vermogen om peroxyde te verwerken in hooge mate; vandaar dat zij samen den groei van anaerobe bacillen aan de vrije atmospheer mogelijk maken. De proeven vanGoldie, die anaerobe bacillen in aerobe zou hebben omgekweekt, werden niet bevestigd. Summary The author expressed the opinion that on theoretical considerations he expected that anaerobe bacilli would not be bred in benzidine-bouillon, nor in blood-bouillon, but would continue to be bred in benzidine-blood-bouillon during repated passages. This, as a matter of fact, proves to be the case. This speaks well for the hypothesis ofM'Leod and Gordon that the obligate anaeroby of the anaerobe bacilli is based on their producing peroxyde, whereas they are extremely sensitive to this substance and by lack of catalase or peroxydase are unable to render this harmless. The combination of blood and benzidine has this power to assimilate peroxyde in a high degree; hence it is possible that together they permit the culture of anaerobe bacilli in open containers. The experiments of Goldie, who is said to have converted anaerobe bacilli into aerobe, have not been confirmed. Voordracht gehouden voor de vergadering der Ned. Vereen. voor Microbiol. op 5 Mei 1934 te Baarn.  相似文献   

20.
Samenvatting Een geval van gonococcen-meningitis bij neonatorum wordt beschreven, volgende op ophtalmia neonatorum, waarbij de aanwezigheid van de gonococ in het patiëntenmateriaal (oogpus, lumbaal-, ventrikel- en subduraal vocht) wordt vastgesteld door de morphologische, cultureele en biochemische eigenschappen van deze microbe, alsmede door agglutinatie- en complementbindingsreactie.In tegenstelling met 3 van dergelijke ziektegevallen uit de literatuur bleef deze zuigeling in leven.Summary The author describes a case of gonococcal conjunctivitis in a new-born infant, followed by gonococcal septicaemia and-meningitis, wherein the presence of the gonococcus is proved by the morphological, cultural and biochemical characters of this micro-organism and also by the agglutination and complement fixation test.In contrast with three similar cases previously described in literature, this infant recovered.
Zusammenfassung Verfasser beschreibt einen Fall von Gonokokken-meningitis und -sepsis nach Blennorrhöa neonatorum bei einem Neugeborenen, wobei durch die morphologischen, kulturellen und biochemischen Eigenschaften des Gonokokkus, sowie durch Agglutination und Komplementbindungsreaktion das Vorhandensein von Gonokokken im Liquor festgestellt wird.Im Gegensatz zu drei ähnlichen in der Litteratur beschriebenen Fällen bei Säuglingen, wobei der Patient einging, blieb dieses Kind leben.

Résumé L'auteur a décrit un cas de septicémie gonococcique avec méningite suppurée à gonocoques, précédée d'une ophtalmie blennorragique, où la présence de ce germe dans le pus et dans le liquide céphalo-rachidien a été prouvée par moyen de la morphologie, la culture, la fermentation du milieu glucosé, l'agglutination et la séroréaction blennorragique.Contrairement aux trois cas de blennorragie des nouveauxnés, mentionnés depuis 1905, ce nourrisson-ci est guéri.
  相似文献   

设为首页 | 免责声明 | 关于勤云 | 加入收藏

Copyright©北京勤云科技发展有限公司  京ICP备09084417号